Wetsvoorstel conditionele bronbelasting – Anema Salaris & Advies

Geplaatst om 04:00 op 19 september 2019 door ND-ICT Beheer

Wetsvoorstel conditionele bronbelasting

Om te voorkomen dat Nederland nog langer wordt gebruikt voor belastingontwijking stelt het kabinet de invoering per 2021 voor van een conditionele bronbelasting op rente- en royaltybetalingen. Deze bronbelasting zal van toepassing zijn bij een rente- of royaltybetaling door een in Nederland gevestigd lichaam aan een in een laagbelastende jurisdictie gevestigd gelieerd lichaam en in misbruiksituaties. Er komt in de regeling geen uitzondering voor bedrijven met reële aanwezigheid in Nederland. De regeling geldt dus niet alleen voor brievenbusfirma’s. Er komt ook geen uitzondering voor gevallen waarin de rente- of royaltybetaling onder een bestaande of een toekomstige aftrekbeperking in de vennootschapsbelasting valt.

Er is sprake van gelieerdheid als de ontvanger een kwalificerend belang heeft in de betaler of andersom. Ook is sprake van gelieerdheid als een derde een kwalificerend belang heeft in zowel de ontvanger als de betaler. Een kwalificerend belang houdt in dat direct of indirect een zodanige invloed op de besluitvorming kan worden uitgeoefend dat daarmee de activiteiten van het andere lichaam kunnen worden bepaald. Daarvan is in ieder geval sprake indien het belang meer dan 50% van de statutaire stemrechten vertegenwoordigt. Er kan ook sprake zijn van gelieerdheid als een voordeelgerechtigde, een betalend lichaam of een derde zelf geen kwalificerend belang heeft, maar behoort tot een zogenoemde samenwerkende groep en die groep gezamenlijk een kwalificerend belang heeft.

Onder laagbelastende jurisdictie wordt verstaan een bij ministeriële regeling aangewezen jurisdictie die lichamen niet of naar een tarief van minder dan 9% onderwerpt aan een belasting naar de winst of die is opgenomen op de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden. Voor de beoordeling van het niveau van winstbelasting is uitsluitend de wettelijke peildatum van 1 oktober in het jaar voorafgaand aan het heffingstijdvak relevant.

De bronbelasting betreft zowel rente- en royaltybetalingen door lichamen die zijn gevestigd in Nederland als rente- en royaltybetalingen die toerekenbaar zijn aan een vaste inrichting in Nederland. Daarnaast zijn er nog enkele situaties dusdanig vergelijkbaar met een rente- of royaltybetaling aan een lichaam gevestigd in een laagbelastende jurisdictie, dat de bronbelasting ook in deze situaties verschuldigd zal zijn.

Op grond van het wetsvoorstel zal de bronbelasting niet alleen verschuldigd zijn bij rechtstreekse betalingen aan laagbelastende jurisdicties of in daarmee vergelijkbare situaties. De bronbelasting is ook verschuldigd bij kunstmatige structuren die zijn bedoeld om Nederlandse bronbelasting te ontwijken. Om deze vorm van belastingontwijking te voorkomen, wordt een antimisbruikbepaling voorgesteld.

De bronbelasting wordt geheven van de tussenschakel indien deze is gerechtigd tot de voordelen met als hoofddoel om de heffing van bronbelasting bij een ander te ontgaan en er sprake is van een kunstmatige constructie of transactie.

Voor de toepassing van vergelijkbare antimisbruikbepalingen in de vennootschaps- en dividendbelasting is momenteel geen sprake van een kunstmatige constructie of transactie indien een tussenhoudster met een schakelfunctie voldoet aan bepaalde voorwaarden, de zogenaamde substance-eisen. Deze substance-eisen functioneren hierdoor momenteel als “safe harbour”. Indien door een tussenhoudster met een schakelfunctie voldaan is aan de substance-eisen is de antimisbruikbepaling op dit moment dus niet van toepassing. Indien niet voldaan is aan de substance-eisen heeft de belastingplichtige of de inhoudingsplichtige en de opbrengstgerechtigde nog de mogelijkheid om op andere wijze aannemelijk te maken dat geen sprake is van misbruik.

Het kabinet stelt voor om de rol van de huidige substance-eisen te wijzigen. Hierdoor fungeren de substance-eisen voor een tussenhoudster met een schakelfunctie niet langer als “safe harbour”, maar spelen zij slechts een rol bij de bewijslastverdeling. Deze bewijslastverdeling gaat ook gelden voor de bestaande antimisbruikbepalingen in de vennootschaps- en dividendbelasting en in de aanvullende CFC-maatregel.

De bronbelasting wordt geheven over de brutovoordelen in de vorm van renten en royalty’s. In het geval van een onzakelijke renteloze lening zal een zakelijke rente in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de omvang van de voordelen. Het begrip voordelen in de vorm van renten wordt ruim uitgelegd. Voor het begrip royalty wordt aangesloten bij het OESO-modelverdrag. Royalty’s zijn vergoedingen voor het gebruik van of het recht tot gebruik van de verschillende vormen van werken van literaire en kunstzinnige aard en vormen van intellectuele eigendom en vergoedingen voor inlichtingen over industriële, commerciële of wetenschappelijke ervaringen.

De bronbelasting wordt geheven door inhouding door het betalende lichaam. Het voordeelgerechtigde lichaam is de belastingplichtige. De inhoudingsplichtige moet binnen een maand na afloop van het kalenderjaar aangifte doen en de ingehouden belasting afdragen. Het tarief van de bronbelasting is gelijk aan het hoogste tarief in de vennootschapsbelasting. Per 2021 is dit tarief 21,7%.

De bestaande informatie- en inlichtingenverplichtingen van de inhoudingsplichtige en de belastingplichtige worden uitgebreid. Voor de bronbelasting wordt een naheffingsmogelijkheid voorgesteld die de inspecteur de keuze geeft om de naheffingsaanslag bronbelasting op te leggen aan de inhoudingsplichtige of aan de belastingplichtige. De inspecteur hoeft voor naheffing bij de belastingplichtige niet aannemelijk te maken dat te weinig bronbelasting is ingehouden en afgedragen door de inhoudingsplichtige als gevolg van onjuiste of onvolledige gegevens.

In de Invorderingswet 1990 wordt een nieuwe aansprakelijkheidsbepaling opgenomen voor de bronbelasting. Deze bepaling geldt als de verschuldigde bronbelasting niet correct wordt ingehouden en afgedragen en vervolgens de naheffingsaanslagen bronbelasting niet kunnen worden geïnd. De bestuurders van de inhoudingsplichtige en de belastingplichtige kunnen dan hoofdelijk aansprakelijk worden gesteld voor de bronbelasting. Het wetsvoorstel biedt de mogelijkheid tot het leveren van tegenbewijs.

Belastingplan van Anema

07 november 2019

De staatssecretaris van Financiën heeft een deel van de vragen over het pakket Belastingplan lees meer

11 oktober 2018

Naar aanleiding van het bericht dat Unilever het hoofdkantoor niet naar Nederland verplaatst, heeft lees meer

Stel uw vraag aan de specialisten van Anema. Wij helpen u graag.

Stel uw vraag