Anema Salaris & Advies en SDP Werkt! gaan vanaf vandaag (26 April 2024) verder onder de naam Salaris Xpert. Hier hoort een nieuwe website bij www.salarisxpert.nl. Je kunt ook nog gebruik maken van de oude website. Kies hieronder welke website je wilt bezoeken.
Bezoek onze nieuwe website Of blijf op de websiteGeplaatst om 04:00 op 18 februari 2021 door ND-ICT Beheer
Iedere partij bij een arbeidsovereenkomst is bevoegd om deze per direct op te zeggen om een dringende reden. De reden van de opzegging moet onverwijld worden meegedeeld aan de wederpartij. Voor de werkgever als dringende redenen worden beschouwd daden of eigenschappen van de werknemer die ten gevolge hebben dat van de werkgever redelijkerwijs niet gevergd kan worden dat de arbeidsovereenkomst nog voortduurt.
Op 15 juni 2020 sloten een werkgever en een werknemer een vaststellingsovereenkomst over beëindiging van de arbeidsovereenkomst met ingang van 1 november 2020. De werknemer trad terug als statutair bestuurder van de werkgever en werd voor de resterende duur van de arbeidsovereenkomst vrijgesteld van werkzaamheden. Onderdeel van de vaststellingsovereenkomst was de betaling van een beëindigingsvergoeding van € 850.000. Deze zou niet worden uitbetaald als de arbeidsovereenkomst eerder zou eindigen dan per 1 november. Op 30 oktober 2020 werd de werknemer op staande voet ontslagen. De kantonrechter heeft het ontslag op staande voet op verzoek van de werknemer vernietigd.
De kantonrechter benadrukt dat een ontslag op staande voet een uiterste middel is. Bij de beoordeling van de vraag of er een dringende reden voor ontslag op staande voet is, moeten alle omstandigheden van het geval in aanmerking worden genomen. In dit geval woog zwaar dat de arbeidsovereenkomst nog maar één dag zou duren. Omdat de werknemer was vrijgesteld van werkzaamheden, was de arbeidsovereenkomst feitelijk al zo goed als beëindigd. Het enige gevolg van het ontslag op staande voet zou zijn dat de werkgever de ontslagvergoeding niet hoefde te betalen.
De door de werkgever aan de werknemer verweten gedragingen waren volgens de kantonrechter onvoldoende concreet en door de werkgever niet voldoende aannemelijk gemaakt.